Ze heeft op dat moment nog 1 getrouwde broer, Bartholomeus (zal overlijden in 1887), en een getrouwde zus, Adriana (zal overlijden in 1889), maar die worden niet genoemd. Broer Antonie is in 1881 overleden. Deze drie hebben wel kinderen, die later nog wel terugkomen bij de verdeling van de nalatenschap van Catharina.
Er wordt met geen woord gerept over bouwland, huis, percelen in het Kadaster sectie F of hypotheek. Het onroerend goed is hoogstwaarschijnlijk verkocht, en de hypotheek afgelost. Dat kunnen we afleiden uit een inschrijving bij Notaris Bosschers die melding maakt van het roiement, op 23 october 1884. Een roiement is een kwijtschelding van een schuld. Met andere woorden, dit is geen toeval, Catharina past haar testament aan omdat haar zus Bernardina in 1880 overleden is, omdat haar man Johannes in 1882 overleden is, en omdat haar huis en omliggende grond verkocht is.
Voor mij Gijsbert Wouter Bossers, notaris ter standplaats Princenhage, in tegenwoordigheid van
Meester Herman Scholten, candidaat notaris, wonende te Breda en Johannes Cornelis van Bergeijk, candidaat notaris, wonende te Princenhage
als getuigen is verschenen
Catharina van Donk, weduwe van Johannes Moreau, zonder beroep, wonende te Princenhage, Varend. Welke comparante aan mij, notaris, vooraf, buiten de tegenwoordigheid der getuigen, zakelijk haren uitersten wil heeft afgegeven, overeenkomstig welke opgaaf ik dien wil naar het door mij gereed gemaakte opstel heb doen schrijven; waarna de comparante, alvorens de voorlezing daarvan geschiedde mij haren uitersten wil nader zakelijk in tegenwoordigheid der getuigen heeft opgegeven, luidende die als volgt
Ik herroep alle vroeger door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen en ik benoem tot eenige en algehele erfgename
van de zaken welke ik bij mijn overlijden zal nalaten, mijne zuster Anna van Donk, thans bij mij inwonende.
Daarna is bovenstaande uiterste wil door mij, notaris, aan de erflaatster duidelijk voorgelezen en na die voorlezing door mij
aan haar afgevraagd of het voorgelezene haren uiterste wil bevat, waarop zij bevestigend heeft geantwoord;
welke voorlezing, afvraging en beantwoording achtereenvolgens zijn geschied in tegenwoordigheid der getuigen.
De comparante en de getuigen zijn aan mij, notaris, bekend. Aldus verleden te Princenhage, den 17 October 1884, in tegenwoordigheid van de bovengenoemde getuigen, die de minute dezer, welke in mijne bewaring is gebleven, met mij, notaris, onmiddelijk na voorlezing van het geheel hebben onderteekend, nadat de comparante erflaatster had verklaard dat zij niet kon schrijven of naamtekenen, omdat zij het niet geleerd heeft. |